Op het moment dat de diagnose van dementie gesteld wordt, kan dat veel verschillende gevoelens en vragen oproepen. Zowel bij de persoon met dementie zelf als bij zijn familie en naasten. Hoe ziet de toekomst eruit? Zal je de kinderen niet meer herkennen? Hoe kan je nog van betekenis zijn? Wat als mijn omgeving niet meer voor mij kan zorgen? Tegelijk wordt het moment van diagnose door veel mensen ook beschreven als een moment van opluchting.
Er is een oorzaak voor het zich anders voelen en anders gedragen. Iedereen beleeft een dementieproces anders. Gevoelens van onmacht, angst, verdriet, schaamte. Er is geen goede of foute manier van omgaan met de emoties die op je af komen. Weet dat praten helpt! Je verhaal kunnen delen met lotgenoten, met professionele hulpverleners die op jouw tempo de weg kunnen wijzen naar gepaste hulp kan er voor zorgen dat je je als persoon met dementie of familielid gedragen voelt.
Onthoud de mens
Vaak wordt dementie gezien als een vreselijke ziekte waarbij de geest verdwijnt en het lichaam blijft. Het is het lot of een zware last die moet gedragen worden. We zien meestal enkel nog de ziekte maar gaan voorbij aan het feit dat dit mensen zijn met talenten, met een stem, met wijsheid en levenservaring. En laat dat nu net de wens zijn van de persoon met dementie zelf. Zij willen gezien worden als mens. Vergeet dementie! Onthoud de mens!
Omgaan met personen met dementie
Geduld, begrip en aanpassing zijn de belangrijkste elementen. Er bestaat echter niet zoiets als één goede benadering die bij iedereen werkt, maar er zijn wel enkele algemene regels die je op weg helpen:
- Maak oogcontact. Zorg ervoor dat de persoon met dementie jou in het oog krijgt.
- Zeg steeds wie je bent en wat je komt doen.
- Spreek de persoon met dementie aan met zijn of haar naam. Gebruik geen verkleinwoorden of betuttelende taal.
- Spreek traag en duidelijk maar op een volwassen toon.
- Gebruik in jouw contact korte zinnen, concrete en eenvoudige woorden. Iemand met dementie verwerkt een boodschap trager. Geef daarom eenvoudige informatie, zonder kinderlijke taal te gebruiken.
- Doe zo weinig mogelijk beroep op het recente geheugen. Vermijd vragen waarbij de persoon met dementie moet putten uit zijn recente geheugen.
- Maak gebruik van gebaren of doe dingen voor als je iets wil uitleggen.
- Wees bemoedigend in jouw contact. Wijs mensen niet steeds op hun beperkingen, maar benadruk integendeel wat wel nog goed gaat.
- Spreek niet over het hoofd van de persoon met dementie. Ga er altijd van uit dat de persoon met dementie begrijpt wat je zegt en wat je over hem vertelt. Wees daar steeds aandachtig voor.
- Een schouderklopje of een aanraking zeggen soms meer dan woorden. Door mensen een arm te geven, een schouderklopje te geven, voelen zij zich gewaardeerd. Let wel, niet iedereen vindt dit aangenaam. Dring dan ook niets op.