Baretta legde een eerder bizarre levensloop af die gekenmerkt werd door zijn vurige karakter en lichamelijk gebrek, dat het gevolg was van een pijnlijke heupontwrichting op zijn zevende. Hij werd geboren te Elsene in 1866, ging naar de Academie van Brussel en behaalde zijn eerste prijs op twintigjarige leeftijd. Hij zocht zijn eigen identiteit en wilde zelfstandig blijven. Zijn temperament en gedreven idealisme maakten dat hij in zijn jeugdjaren marxistische en anarchistische bewegingen opzocht. Maar op zijn 25ste bekeerde hij zich tot het katholicisme, waarna hij al zijn werken uit zijn eerste periode vernietigd zou hebben. Na zijn 25ste start wat zijn tweede periode genoemd wordt. Zijn werk wordt mystieker, dramatischer en staat ten dienste van zijn radicaal beleefd katholicisme. De vriendschap met zijn leerling Josef Vuylsteke zou het verder verloop van zijn leven gaan bepalen. Hij kreeg veel tegenwind van de gevestigde en conservatieve schilderskringen. Zo kreeg hij ontslag als leraar en moest hij zijn atelier ontruimen. Tijdens zijn leven verkocht hij weinig kunstwerken en was hij arm. Baretta is uiteindelijk gestorven te Brussel in 1928 op 62-jarige leeftijd ten gevolge van tuberculose. Vuylsteke erfde zijn werken, waarop hij naar Bulskamp (Veurne) verhuisde en daar het Baretta museum oprichtte. Na de dood van Vuylsteke werd de tentoonstelling afgevoerd en zijn de werken van Baretta op de zolders van het Landshuis beland.